Protestexpositie Accrochage Sauvage in AkkuH |
Het
verzet tegen de sluiting van kunstcentrum AkkuH, zoals dat afgelopen weekend
gestalte kreeg met de tweedaagse flitsexpositie Accrochage Sauvage, had een
nogal ritueel karakter door het ontbreken van perspectief op het behoud van het
kunstcentrum, iets wat door de organisatoren van de expositie, Pier van Dijk en
Antek Olszanowski, ook al voorzien was. Er werd zoveel stoom afgeblazen dat de ter verantwoording geroepen wethouder van cultuur Wieger Mulder zich bepaald ongemakkelijk leek te voelen. Pier van Dijk hield
een donderpreek waarbij alles wat de afgelopen decennia verkeerd was gegaan voor
het voetlicht werd gebracht. De toon was met termen als ‘terroristische
kaalslag’ over de top, vond de wethouder, en daarin kan ik wel met hem
meevoelen, hoewel ik ook de achterliggende frustratie begrijp over het vaak
vertoonde gebrek aan visie op beeldende kunst bij de gemeente. Begin dit jaar
had Mulder nog zijn betrokkenheid bij de kunstsector getoond door aan te geven
dat hij een goed kunstklimaat belangrijk vindt, maar helaas zag hij zich
genoodzaakt om al in het voorjaar aan te kondigen dat AkkuH moet sluiten. Het
college van B&W wilde niet langer de kaasschaaf hanteren, maar keuzes
maken, en dat viel uit ten nadele van Akkuh. Prompt kreeg de wethouder tijdens
de opening van de flitsexpositie een kaasschaaf uitgereikt.
Zoals
te verwachten was hield Mulder ondanks het protest vast aan het besluit om
AkkuH te sluiten, maar bracht als goed nieuws dat een slordige anderhalve ton,
een derde van het budget van AkkuH, voor kunst behouden blijft. Daarmee worden
de kunstuitleen en kunsteducatie gered, en dan zal er ook nog geld overblijven
voor het subsidiëren van tentoonstellingen en manifestaties. Mulder gaat geen
energie meer steken in het plan om te onderzoeken of leegstaande winkels
geschikt zijn als vervangende expositielocatie, omdat daar vanuit de
kunstenaars kritiek op kwam. Andere mogelijkheden als de Bataafse Kamp en het
Dikkerspand aan de Industriestraat krijgen wel zijn aandacht. De vraag is of
het afschieten van het idee om winkelpanden te rekruteren verstandig is, want
wat als blijkt dat de andere mogelijkheden voorlopig niet realiseerbaar zijn?
Een
goed kunstklimaat is gebaat met meer dan geld en expositiemogelijkheden, zo heb
ik in het op de expositie openbaar gemaakte manifest Naar een goed
kunstklimaat! betoogd. Aan de basis ervan ligt de open uitwisseling van ideeën,
welke berust op de vrije meningsuiting. Waar de vrijheid van meningsuiting
gevaar loopt dient de gemeente als toezichthouder grenzen te stellen.
Bestuurlijk ingrijpen om het vrije woord te beschermen is heel goed mogelijk
waar het gaat om gesubsidieerde instellingen. Tot vorig jaar stond in de
algemene subsidieverordening nog expliciet dat het bestuurders van
gesubsidieerde instellingen verboden is om te discrimineren of de wet te
overtreden. Dat was een duidelijk handvat, waar de gemeente in de kwestie
Ateliers ’93 onder de vorige wethouder helaas geen gebruik van wist te maken,
hoewel het zonneklaar was dat de top van de betreffende organisatie zich niet
gedroeg zoals men van bestuurders van een kunstinstelling zou mogen verwachten.
Uit dit gegeven vloeit mijn stelling voort dat de gemeente subsidiering van
kunstinstellingen maar beter achterwege kan laten als zij niet in staat of
bereid is om grenzen te stellen, terwijl daartoe wel alle aanleiding is. Zolang
de Hengelose kunstsector verdeeld is over het belang van het vrije woord zijn
er eigenlijk maar twee opties: toezicht en geld of geen toezicht en geen geld. Kunstenaars
en gemeenschap dienen door de overheid beschermd te worden tegen de gevolgen
van onbehoorlijk bestuur. Ook daaruit kan betrokkenheid bij de kunstsector
blijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten